Als je depressief bent, word je dagelijks gekweld door nare, allesvernietigende gedachten. Kloppen ze ook? Nee. Vier leugens die depressie je vertelt, vier keer de waarheid.
1. Je bent waardeloos
Bij ongeveer alles wat je doet, vertelt De Zwarte Dame je dat je waardeloos bent. “Hou maar op, dit werkt niet. Het is mislukt. Dit kan jij nooit.” Als het dan ook daadwerkelijk misgaat, hoor je in je achterhoofd een kwaadaardig stemmetje de gemeenste ‘zie je wel!’ roepen die je ooit hebt gehoord. Luister er niet naar. Het idee dat je waardeloos bent, wordt gevormd door je gedachtes. Maar gedachtes zijn soms net wolken: ze komen op, maar drijven ook weer over. Hecht er daarom niet te veel waarde aan – het is je hoofd wat spreekt, niet de werkelijkheid. Hiermee ben je er niet, en ik weet dat dit simpel klinkt, maar vroeg of laat, als je bijvoorbeeld verder in een therapieproces bent, of hebt geleerd hoe je sterker kunt zijn dan de depressie, zul je erachter komen dat je waardevol bent, en dit altijd al bent geweest. Dat dat waardevol-zijn ook niet per se in grote dingen zit (er altijd maar voor mensen zijn), maar ook in de kleine (met één lief woord heb je misschien wel iemands leven veranderd). Dat er ook genoeg reële aanwijzingen zijn dat jij van jezelf mag houden, en je ook voor anderen belangrijk bent. Hou daaraan vast.
2. Niets is de moeite waard
Niks is leuk. Dat voelt echt zo. En dat is vreselijk. Je moet je voorstellen dat je gewoon he-le-maal nergens, maar dan ook echt nergens zin in hebt. Waar je vroeger warm werd van een goede documentaire, hardlopen, een nieuwe taal leren, afspreken met vrienden, breien, je haar invlechten voor mijn part, daar is alles nu compleet nutteloos. En dan niet voor een dag, maar iedere dag.
Lange tijd heb ik gedacht dat ik in het belang van mijn herstel toch activiteiten moest ondernemen. Nu is het zo dat je daarmee inderdaad een cirkel doorbreekt, maar er is nóg een goede reden om dingen toch proberen te doen. En dat is, dat de (meeste) dingen die je leuk vond, op een dag weer wél leuk zijn. Met andere woorden: dit is tijdelijk. Daarnaast: niets doen voelt bij depressie achteraf altijd kut, wel iets doen is meestal of soms kut. Meestal of soms kut = niet altijd kut. En dat is winst als je depressief bent.
3. Je staat hier alleen in
Depressie kan voelen alsof je 24/7 in quarantaine zit, die ook nog eens van glas is: je ziet iedereen functioneren, leven, soms zelfs van het leven genieten, terwijl jij geen kant op kunt. Toch wil dat niet zeggen dat er niemand is om je te helpen. Je moet weliswaar zelf door het ziekteproces heen, maar je hoeft dit niet alleen te doen. Er zijn heel veel mensen die niet begrijpen wat je doormaakt, en zich er, uit angst om iets knulligs te zeggen, maar ver van te houden. Er zijn alleen óók mensen die het niet zo goed begrijpen, maar je wel willen helpen waar kan. Dat is al prettig, kan ik je vertellen. Daarnaast zijn er misschien mensen die je goed kent, en die helaas ook bekend zijn met depressie. Die zijn ook van goud. En tot slot zijn er nog lotgenoten die je niet kent, maar die je ook bijstaan – op fora soms zelfs 24/7. Medisch gezien kun je het ook erg treffen: een fijne huisarts kan heel veel doen, en een goede psychiater of psycholoog natuurlijk ook. Het kost soms wat tijd om die te vinden, maar als je er een hebt, zal dat je herstel ten goede komen. Bij mijn psycholoog bijvoorbeeld, kreeg ik alle ruimte om te zijn wie ik was, en wie ik mij dat op moment voelde. Wat ik zei of dacht, het mocht er zijn, en tegelijkertijd kreeg ik bij mij passende handvatten. Hij was objectief en invoelend, kritisch en toch mijn bondgenoot. Ook mijn huisarts heeft me enorm bijgestaan, alleen al door me heel serieus te nemen. Ik gun jou dat ook; het maakt enorm veel verschil. Onthoud: wel zelf, niet alleen.
4. Het komt nooit meer goed
Ik weet nog dat ik op een bepaald moment dacht: het komt nooit meer goed. Ik kan nooit meer normaal functioneren, laat staan naar een kantoor gaan, deelnemen aan sociale gelegenheden of leuk doen, gewoon, überhaupt, leuk doen. De wereld zal altijd grauw of op zijn minst vaal blijven.
Ik had het fout. Het kwam wél goed. Ontzettend goed. Ik kan weer kleuren zien, genieten van geuren, in slaap vallen zonder piekeren, afspreken zonder er altijd tegenop te zien, energie opdoen van sociaal contact, ’s ochtends om 8.10 uur de trein naar kantoor nemen.
Het komt nooit meer goed. Ik heb het zó vaak gedacht, zo vaak geloofd, maar het klopt niet. Ja, het kan wél zijn dat dingen anders worden. Ik moet bijvoorbeeld nog altijd erg op mijn energie letten; dingen die anderen doen, zoals uitgaan, of meer dan twee sociale activiteiten hebben per week, dat lukt mij niet. Het kan zijn dat je medicijnen nodig hebt. Het kan zijn dat depressie altijd op de loer blijft liggen.
En ondanks dat, functioneer ik prima. En dat niet alleen, ik ben gelukkig.
En het duurde even.
Het duurde lang.
Ik kwam van -60.
Je kon me soms bijna letterlijk opvegen.
Maar het wordt beter.
Het wórdt beter.